‘Hou vaart in de energietransitie en doe het samen’
Provincie Noord-Holland moet in 2030 6,3 TWh aan duurzame energie opwekken. "Dat doel gaan we ruimschoots halen, maar dat betekent niet dat we rustig achterover kunnen leunen," zegt afzwaaiend gedeputeerde Edward Stigter. Hij adviseert gemeenten om te kijken naar de mogelijkheden en om de samenwerking te zoeken. "Er kan veel meer als we het samen doen".
Tekst: Norbert Cuiper
Een drukke baan, vol met adrenalinemomenten. Het is nu afkicken voor Edward Stigter. Hij werkte afgelopen vier jaar als gedeputeerde klimaat en energie voor Provincie Noord-Holland. Hij wordt in het nieuwe college opgevolgd door Rosan Kocken.
In een interview met Energieregio Noord-Holland kijkt Stigter terug op de Regionale Energiestrategieën (RES’en) voor Noord-Holland Noord en -Zuid, die in zijn portefeuille zaten.
In de RES’en werken gemeenten, waterschappen en provincie samen aan de opwekking van wind- en zonne-energie, al raken ook de warmtetransitie en energie-infrastructuur aan de opgave om de energievoorziening in Noord-Holland te verduurzamen.
Wat heeft u de afgelopen vier jaar bereikt op gebied van klimaat en energie?
“We hebben samen met gemeenten en waterschappen de beste RES’en van Nederland gemaakt. We hebben de afspraken uit het nationale klimaatakkoord vertaald naar sterke regionale strategieën met het hoogste bod van alle provincies. Ook bieden onze RES’en genoeg plek voor participatie, wat niet altijd zo vanzelfsprekend is. Daarnaast voorzagen we het probleem van netcongestie, dat de energietransitie belemmert. Vier jaar geleden hadden netbeheerders daar al voor gewaarschuwd in een systeemstudie, maar daar gebeurde weinig mee. Wij hebben vanuit de provincie rekening gehouden met extra investeringen om dit probleem op te lossen.”
Waaruit blijkt het succes van de Noord-Hollandse RES’en?
“Onze aanpak krijgt navolging in andere provincies. Dat komt ook omdat onze aanpak niet is gekleurd door de politiek. De energietransitie is geen linkse hobby, zoals vroeger vaak werd gezegd, maar komt ten goede aan de economie. Daarnaast is het draagvlak om te verduurzamen toegenomen door de oorlog in Oekraïne; door een tijdelijk gastekort werden we geconfronteerd met hoge energieprijzen. Verduurzamen gaat niet alleen om klimaat, maar ook om minder afhankelijk zijn van het buitenland. Ook zijn er kansen voor innovaties. Dat maakt het draagvlak voor de energietransitie breder dan ooit.”
Bestaat er nog weerstand bij de energietransitie?
“Ja, dat bestaat nog wel, maar de laatste jaren wordt het klimaatvraagstuk minder in twijfel getrokken. Dat besef dringt ook door bij volksvertegenwoordigers. Vier jaar geleden sprak ik met raadsleden, die vonden dat het wel meeviel met het klimaat. Dat geluid hoor je niet of nauwelijks meer. De meeste mensen hebben inmiddels geaccepteerd dat de energietransitie een grote opgave die nodig is om onze wereld leefbaar te houden. Die omslag heeft zich in een paar jaar tijd voltrokken.”
Waaruit bestaat de weerstand dan nog wel?
“Weerstand ontstaat vaak pas als plannen concreet worden, als bewoners worden geïnformeerd over een plan om bijvoorbeeld windturbines of transformatorhuisjes in hun buurt te bouwen. Dat is een gevecht om de ruimte. Omdat bewoners meer stroom gaan gebruiken zijn er drie keer zoveel transformatorhuisjes nodig. Netbeheerders kunnen de huisjes niet ondergronds bouwen. Dat is lastig qua onderhoud en kost te veel geld, dat we als maatschappij met elkaar moeten opbrengen. Ik heb geleerd om hierover het eerlijke verhaal te vertellen.”
'Er zijn drie keer zoveel transformatorhuisjes nodig. Dat is een gevecht om de ruimte'
Edward Stigter, uittredend gedeputeerde klimaat en energie
Waar bent u trots op?
“Ik ben trots op de gezamenlijke inspanning van gemeenten, waterschappen en provincie. De overheden staan niet tegenover elkaar, maar werken in Noord-Holland echt samen aan de energietransitie. Als provincie faciliteren we de gemeenten, die de zoekgebieden bepalen voor wind- en zonne-energie. De provincie heeft geen enkel zoekgebied ingebracht. De RES’en zijn dus niet van bovenaf opgelegd, maar via een bottom-up proces waarin we elkaar helpen met inzicht en ambities. Dit heeft geresulteerd in mooie RES’en en duidelijke afspraken over de uitvoering. “
Had de provincie niet meer moeten sturen?
“Ja, met name op energie-infrastructuur. Dat is namelijk bepalend voor de energietransitie. Achteraf hadden we dit als provincie eerder kunnen voorzien. Daarnaast zijn we voortvarend aan de slag gegaan met de bottom-up aanpak, waardoor we als de provincie een terughoudende houding aannamen. Daardoor hebben we vrij laat in het proces ook andere belangen meegenomen, zoals werelderfgoed en natuur. Een wijze les: we moeten ervoor zorgen dat alle belanghebbenden tijdig aan tafel zitten om mee te praten.”
Hadden de gemeenten dat niet kunnen bedenken?
“Waarschijnlijk wel, maar ook voor hen is participatie en ruimtelijke ordening bij de energietransitie een nieuwe, complexe opgave. Veel plekken hebben immers al een andere bestemming. Er blijft dan weinig ruimte over voor windturbines en zonnepanelen. Als we vanuit de provincie in het begin al hadden gezegd wat er allemaal niet kan, dan bestaat de kans dat de gemeenten er niet eens aan beginnen. Dat wilden we voorkomen door als provincie niet het initiatief te nemen, maar dat neer te leggen bij de gemeenten en hen maximaal te ondersteunen en te helpen.”
Kunt u een voorbeeld geven van de complexiteit van de opgave?
“Ja, een voorbeeld is de bescherming van het bijzondere provinciale landschap. Dat legt beperkingen op aan wat je in het gebied kan doen. Zo zijn de regels voor weidevogelgebieden behoorlijk streng, omdat vogels en windmolens nu eenmaal niet goed samengaan. Maar landschappelijke bescherming betekent niet dat er niets kan, er zijn nog steeds mogelijkheden. Dat gesprek over hoe dan wel had de gemeente deels zelf kunnen voeren, maar in de praktijk gebeurde dat pas later op basis van de plannen. Op dit punt hadden we als provincie eerder kunnen bijsturen.”
Zijn de RES’en wel flexibel genoeg voor interventies?
“Ja, bij het vaststellen van de RES’en 1.0 is dit goed gekomen. De RES’en 1.0 bieden ruimte om zoekgebieden aan te passen, als bijvoorbeeld bepaalde locaties niet worden ontwikkeld. Dat kan de uitkomst zijn van een verkenning van een zoekgebied. Het blijft dus mogelijk om zoekgebieden aan te passen, toe te voegen of te schrappen.”
Nu wordt er tot december gelegenheid geboden om zoekgebieden aan te passen. Verwacht u dat hierdoor nog veel zal veranderen?
“Nee, niet heel veel. We zien dat de RES’en zo zijn gemaakt dat er elke twee jaar actualisatie mogelijk is. We zijn echter al druk bezig met de zoekgebieden die vanuit het gezamenlijk proces van de RES 1.0. Daardoor blijft er weinig tijd over om nu op zoek te gaan naar andere zoekgebieden. Als de ambities van alle RES’en in Nederland volledig worden ontwikkeld komen we uit op 55 TWh. Dat is ruim boven het nationale doel van 35 TWh. Dat is niet erg, want dat draagt bij aan de groei in het aanbod van duurzame energie die nodig is na 2030.”
Is het reëel om te verwachten dat alle zoekgebieden worden ontwikkeld?
“Nee. Ook in de RES’en 2.0 (de zogeheten herijking, red) kunnen zoekgebieden afvallen, of kleiner worden, of net even anders komen te liggen. Dat hebben we ook al zien gebeuren. Ook kunnen er zoekgebieden bijkomen, zoals gebeurt met de zogeheten OER-trajecten, waarbij Rijksgronden ter beschikking worden gesteld voor de opwekking van duurzame energie. In de RES’en van Noord-Holland zijn we daar erg actief in geweest, waardoor een enorm potentieel kan worden toegevoegd.”
Wat zal het saldo zijn voor de zoekgebieden?
“Ik denk dat er meer bij komt dan dat er afvalt.”
Beide RES’en kennen een intensieve vorm van interbestuurlijke samenwerking. Is die samenwerking soepel verlopen?
“Ja, dat ging erg goed.”
Had u dat van tevoren verwacht?
“Eigenlijk niet. Ik kom van buiten de provincie. Ik nam aan dat er spanning zou zitten in de relatie tussen gemeenten, waterschappen en provincie en had verwacht dat dit zichtbaar zou zijn in het RES-proces. Dit heb ik echter niet of nauwelijks gemerkt. Wel merkte ik soms dat er oud sentiment leefde, een soort wantrouwen ten aanzien van de provincie, maar dat kwam tijdens het overleg niet voor. Provincie, waterschappen en gemeenten zaten als gelijkwaardige partners aan tafel. De provincie schrijft dus niet voor hoe er moet worden verduurzaamd. Samen bepaalden we de criteria waar het RES-proces aan moest voldoen.”
Hoe verliep dit overleg?
“Bij de start besloten we als provincie de uitgangspunten die we belangrijk vinden in te brengen in het proces. Die punten bracht ik in, zodat alle partijen hiervan op de hoogte waren. Zo vonden we dat ons bod (beoogde opwekking van duurzame energie, zie groen kader) een evenredig deel moest zijn van het energiegebruik. Tegelijkertijd wilden we rekening houden met natuur en landschap, en wilden we een hoge mate van participatie. Deze uitgangspunten hebben we gedeeld, zodat alle partijen wisten wat we belangrijk vonden. Dit kon de provincie niet afdwingen, maar dit maakte het wel controleerbaar.”
Hoe reageerden de gemeenten daarop?
“Op dat moment bemerkte ik bij de gemeenten oud sentiment, zo van: de provincie gaat het nu overnemen. Terwijl het delen van onze uitgangspunten alleen was bedoeld om transparantie te geven, om helder te maken hoe we aan tafel zaten met elkaar. Maar die aanpak waren de gemeenten niet gewend. Daardoor stak het oude sentiment de kop op, wellicht op basis van ervaringen uit het verleden. Gelukkig merkte ik hier niets van met de totstandkoming van de RES’en. En dat hoefde ook niet, want we hebben prachtige RES’en gemaakt zonder te zeggen hoe het moet.”
Hebben volksvertegenwoordigers invloed kunnen uitoefenen op het RES-proces?
“Ja. Er zijn meerdere stappen geweest waarop volksvertegenwoordigers vanuit hun rol aan zet waren, waaronder met het startdocument. Dat ging over de aanpak van het proces. Volksvertegenwoordigers wisten zo wanneer ze invloed konden uitoefenen op het proces. Er zijn heel veel informatiebijeenkomsten georganiseerd voor volksvertegenwoordigers, per gemeente of per deelregio, maar ook gezamenlijk, zoals met de bustour. Er zijn ook online bijeenkomsten gehouden, zeker tijdens coronatijd. Er zijn twee formele momenten geweest: de concept RES’en 1.0 waarvoor ruimhartig zienswijzen zijn ingebracht, en de vaststelling van de definitieve RES’en 1.0 door gemeenteraden, Provinciale Staten en de Waterschappen.”
Wat verwacht u? Halen we de ambities voor de RES’en?
“Ja, zeker voor de RES’en. Ik verwacht dat we op nationaal niveau boven de ambitie van 35 TWh uitkomen. Het gaat niet vanzelf, omdat er nog veel moet gebeuren om de opwekking van duurzame energie in de zoekgebieden te realiseren, maar ik voorzie dat we het wel gaan halen. Ik denk dat het voor de gebouwde omgeving, mobiliteit en industrie veel lastiger is om te verduurzamen, ook omdat de problemen met de energie-infrastructuur het behalen van de doelen voor de energietransitie ernstig belemmeren.”
Welk advies geeft u aan gemeenten die worstelen met de energietransitie?
“Mijn advies aan gemeenten is: stel de opgave centraal en bedenk wat daarvoor nodig is. En zoek de samenwerking, zodat er veel meer kan dan als we individueel opereren. Dus doe het samen, en neem de provincie en waterschappen daarin mee als partner, en probeer de omslag te maken van ‘of we het gaan doen’ naar ‘hoe gaan we het doen’.”
Welk advies geeft u aan volksvertegenwoordigers?
“Hou het doel voor ogen, en richt je niet op de korte termijn. Met de focus op hoe gaan we het proces faciliteren, in plaats van tegen te zijn. Het is goed om te kijken hoe het wel kan, rekening houdend met bezwaren die er ook zijn. Daarnaast zijn er meerdere motieven om de energietransitie te ondersteunen: het klimaat, leveringszekerheid, betaalbaarheid, (on)afhankelijkheid, maar ook voor onze economie en onze bedrijven. Als je die totaalmix aan motieven ziet, maak je het minder politiek. Dan zie je eigenlijk: iedereen zou dit moeten willen. Daarom is de energietransitie heel belangrijk.”
Wat is uw boodschap aan minister Jetten van Klimaat en Energie?
“Ga zo door. Ik vond Rob Jetten een geweldige minister, met veel verstand van de inhoud en heel vaardig in het politieke bedrijf. Hij is een meester in het binnenhalen van stemmen in de Tweede Kamer. Een buitengewoon aardige charmante man. Hij kan goed luisteren. Hij probeerde altijd iets te doen met wat wij bij hem inbrachten. Hij probeerde het ook heel open en transparant te doen, in stukken en met afwegingen. Ik hoop dat we meer van dit soort ministers krijgen. Ik hoop dat hij in het kabinet blijft.”
Wat geeft u mee aan uw opvolgster, Rosan Kocken?
“Ik hoef haar op inhoud niets mee te geven, dat komt goed. Maar ik hoop dat ze met optimisme zoveel mogelijk die gezamenlijkheid kan vasthouden. Als je het proces zoveel mogelijk gezamenlijk maakt, voelt iedereen zich veel meer eigenaar voelt dan als je het als provincie naar je toe zou halen. Dat laatste helpt niet om de opgave te realiseren, noch om draagvlak te creëren voor de maatregelen. Voor het resultaat is de gezamenlijkheid de sleutel tot succes.”
Met dit interview sluit Edward Stigter zijn bestuursperiode voor de RES’en NHN en NHZ af. Hij wordt opgevolgd door Rosan Kocken als gedeputeerde Klimaat en Energie.