Hoe Amstelveen groen licht kreeg voor een transformatorstation in landelijk gebied
Bij de inpassing van buitenstedelijke elektriciteitsstations geeft de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) de provincie zwaarwegend advies over ruimtelijke kwaliteit van ontwikkelingen, die impact hebben in het landelijk gebied. Richard van Leeuwen, projectleider energiebronnen en -infrastructuur bij de gemeente Amstelveen, deelt zijn ervaringen.
Tekst: Alienke Ramaker, Royal Haskoning DHV
TenneT en Liander werken in Amstelveen aan meerdere uitbreidingen van het elektriciteitsnet. Het transformatorstation in Amstelveen Langs de Akker wordt uitgebreid en er komt een nieuw station: Amstelveen-Zuid. Voor dit laatste station heeft TenneT een locatiescan gedaan, met als voorkeurslocatie een plek in het open landschap. Omdat de locatie in het buitengebied ligt, dat ook is aangeduid als Bijzonder Provinciaal landschap, dient het station te voldoen aan de ruimtelijke kwaliteitseisen en de kernkwaliteiten van het landschap. Deze kernkwaliteiten en kwaliteitseisen heeft de provincie opgenomen in haar ruimtelijk beleid.
Twee stations in één aanvraag
Vanwege de ligging in het bijzonder provinciaal landschap Amstelscheg heeft Amstelveen in een vroegtijdig stadium de ARO om advies gevraagd. Omdat zowel het bestaande als het nieuwe station van elkaar afhankelijk zijn, heeft de gemeente ervoor gekozen om beide stations en het tracé in één bestemmingsplanwijziging op te nemen. De aanvraag is twee keer door de ARO behandeld. In de eerste ronde miste de ARO de samenhang met de omgeving. Ook al is de netbeheerder de initiatiefnemer van de stations, de gemeente is verantwoordelijk voor deze samenhang.
Kruip in de huid van de ARO
In de tweede aanvraag heeft Amstelveen gekozen voor een stevigere samenwerking tussen gemeente en netbeheerder, waarbij het perspectief van de ARO als uitgangspunt is genomen. Richard licht toe: “Dit is in de praktijk lastiger dan het klinkt, omdat het ontwerp van de stations nog niet in detail is uitgewerkt. Daarom is gefocust op datgene dat al kon worden toegezegd, zoals het bouwen van het station in de lengterichting, zodat het past bij de belijning van het polderlandschap.”
Laat afbeeldingen geen eigen leven leiden
Een andere keuze was om ter plekke de afbeeldingen (die een impressie geven van het station en de beoogde inpassing) toe te lichten, in plaats van deze vooraf toe te sturen. Daardoor gingen de afbeeldingen geen eigen leven leiden. Richard: “We hebben ook laten zien hoe het er nu uitziet. Op de kaart zie je een open polder, maar in de praktijk staat er een grote schuur bij de beoogde locatie. Door rekening te houden met de schuur kan de inpassing van het station worden verbeterd.”
Zoek naar gezamenlijkheid
Een belangrijke succesfactor voor de inpassing is volgens Richard het zoeken naar gezamenlijkheid, in plaats van alleen te kijken naar de verschillen tussen gemeente en netbeheerder. “Met elkaar met een open blik de aanvraag voorbereiden, met veel hoezo-vragen, heeft zeker geholpen,” zegt Richard.
Laat provincie meekijken
Een andere succesfactor voor het slagen van de inpassing was de rol van de provincie. Die heeft getoetst of het verhaal goed staat en heeft ondersteund in het begrip van de gemeente voor de denkwijze van de ARO. Wat kan er al wel gemeld worden bij de ARO, ook als niet alle details zijn uitgewerkt? Daarmee kom je een stap verder.
Vertel eerlijk verhaal
Richard: “Een laatste belangrijk leermoment was toen ik me realiseerde dat het verhaal nooit voor iedereen perfect zal zijn. We zoeken naar de beste manier om de impact op het landschap te verzachten, met de kennis die we op dat moment hebben van het ontwerp. Zoek dus ook naar iemand die dat verhaal kan vertellen.”
En de ARO? Die kwam met een positief advies.