PBL: participatie verschilt per RES-regio

Tussen RES-regio’s bestaan grote verschillen in de manier waarop burgers worden betrokken bij de besluitvorming over plannen voor windmolens en zonnepanelen in hun omgeving. Dat blijkt uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Betrokken burgers zijn onmisbaar voor toekomstbestendige leefomgeving (foto PBL)

Onderzoekers van PBL onderzochten hoe burgers zijn betrokken bij de besluitvorming rondom de Regionale Energiestrategieën (RES’en). Daarin zoomden ze in op drie RES-regio’s: Drenthe, Arnhem-Nijmegen en Rivierenland/Fruitdelta. Uit het onderzoek blijkt dat burgerbetrokkenheid verschillend wordt geïnterpreteerd en ingevuld. Daardoor ontstaan aanzienlijke verschillen rond de inzet van participatiemiddelen. Deze verschillen hangen onder andere samen met eerdere ervaringen, de beschikbaarheid van middelen, het ambitieniveau en de bestuurscultuur.

Waarom moeten burgers bij de RES worden betrokken?

Door burgers bij de besluitvorming te betrekken kan gebruik worden gemaakt van hun ideeën en ervaringen. Hiermee kunnen plannen worden verbeterd en beter worden ingepast in de omgeving van burgers. Dat is belangrijk omdat windmolens en zonneparken diep ingrijpen in hun leefomgeving. Dit vraagt om rechtvaardig beleid, dat rekening houdt met de belangen van burgers. Ook zorgt betrokkenheid van burgers voor meer draagvlak voor het beleid, zo meldt het PBL in het rapport.

Hoe heeft het PBL het onderzoek uitgevoerd?

Het PBL bekeek de RES 1.0-plannen van 25 RES-regio’s en zoomde in op drie RES-regio’s voor de omgang van gemeenten met burgerbetrokkenheid. De onderzoekers keken naar burgerparticipatie, maar ook naar de informatievoorziening, communicatie, omgang met weerstand, aandacht voor verschillen tussen burgers en doelgroepenbeleid. Ze spraken met ambtenaren van NPRES, de werkbureaus van de regio’s en enkele gemeenten over de redenen achter de inzet van participatiemiddelen, en hoe er breder over burgerbetrokkenheid bij de RES-planvorming is nagedacht.

Wat zijn de conclusies uit het onderzoek?

Gemeenten denken vaak goed na over participatie van inwoners, en wanneer dat moet gebeuren, meldt PBL. “De uiteindelijke keuze wordt deels bepaald door beschikbaarheid van middelen en door eerdere ervaringen met besluitvorming rond hernieuwbare-energie-projecten. Ook ambitieniveau speelt een rol. Bij nieuwe projecten is er meer ruimte voor burgerparticipatie dan bij plannen die al in de pijplijn zitten. Verder speelt de bestuurscultuur (onderlinge verhouding en samenwerking tussen lokale bestuurders en ambtenaren) een rol. Dit beïnvloedt in hoeverre gemeenteraden en andere overheden bereid zijn invloed over de besluitvorming uit te ruilen met burgers.”

Wat is het juiste moment om inwoners te laten participeren?

Dit kan een dilemma zijn. Voor bewoners is het belangrijk om zo vroeg mogelijk bij de planvorming te worden betrokken, omdat er dan nog ruimte is om mee te beslissen. Voor veel inwoners is procesparticipatie echter behoorlijk abstract; pas als projecten concreet worden zien inwoners wat de plannen voor hen betekenen. Het concreet maken van de plannen, en hoe deze mogelijkerwijze zullen uitwerken (bijvoorbeeld met ruimte-ateliers) kan helpen. Later beginnen met participatie brengt meer burgers op de been, maar geeft hen het gevoel te weinig keuzeruimte te hebben.

Meldt het PBL iets over de RES’en van Noord-Holland?

Ja. In de RES 1.0 van Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid zijn de paragrafen over participatie duidelijk geredigeerd, zo bleek uit een documentanalyse. Verschillende overheden hebben een deel van het document naar eigen inzicht ingevuld, waarna deze fragmenten zijn gebundeld. Dit heeft als voordeel dat de druk om het eens te worden over de eindtekst afneemt. Het PBL is deze praktijk niet tegengekomen in de drie regio’s die ze nader heeft onderzocht.

Over het rapport
Het rapport Burgerbetrokkenheid bij RES-besluitvorming is een achtergrondstudie bij het Signalenrapport over burgerbetrokkenheid, dat in maart 2023 verschijnt. PBL presenteert het Signalenrapport op 23 maart in Den Haag tijdens een seminar.

Deel deze informatie:
Naar bovenNaar boven