PlanMER brengt nieuwe windopties in beeld: ‘Dit is ook een uitnodiging aan gemeenten’

Nieuwe planMER: ruimte voor alternatieven
De provinciale verordening in Noord-Holland bevat in principe een verbod op nieuwe windturbines. Alleen in de aangewezen windzoekgebieden is plaats. “En die zoekgebieden moet je goed borgen in beleid,” zegt Butter. “Dat betekent dat je de milieugevolgen moet onderzoeken. Dat doen we via de planMER.”
In eerdere jaren is voortgebouwd op bestaande planMER’s met addenda. Maar dat had zijn grens bereikt. “Daarom hebben we nu echt nieuwe planMER’s opgesteld,” vertelt hij. “Die leggen we voor aan de commissie MER, die kijkt of het onderzoek goed is uitgevoerd en geeft daar advies over.” De commissie gaf bij eerdere versies aan dat alternatieven ook in beeld gebracht moesten worden. “Daar hebben we gehoor aan gegeven. We hebben nu dus ook gekeken naar plekken waar windenergie eventueel zou kunnen, buiten de gebieden die gemeenten zelf hebben voorgesteld.”
Tweeledig onderzoek: van herijking tot alternatieve scan
Het planMER bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden alle zoekgebieden onderzocht die gemeenten bij de herijking van de RES hebben aangeleverd. “Dat is de basis: wat willen gemeenten, en wat zijn de effecten daarvan op milieu, landschap en leefomgeving?”
Het tweede deel is een zogenaamde alternatieve scan. Daarin wordt gekeken of er, los van gemeentelijke wensen, nog andere logische plekken zijn voor windenergie. “Dat is een proactieve benadering,” zegt Butter. “We zeggen niet: dit worden nieuwe zoekgebieden. Het zijn suggesties, gebaseerd op onderzoek.” Een alternatieve locatie wordt pas een echt zoekgebied als de gemeente besluit dat ook formeel zo vast te leggen.
De reden om toch alvast te onderzoeken? “Als je voor 2030 nog iets wilt realiseren, moet je nu weten wat de milieueffecten zijn. Anders ben je te laat. Het is dus ook een signaal aan gemeenten: als je iets wilt, laat het ons dan weten. Want dan kunnen we het nog inpassen.”

Zienswijzen geven breed beeld van belangen
Op de ontwerpversie van de planMER zijn 31 zienswijzen binnengekomen. Die reacties kwamen van gemeenten, maatschappelijke organisaties, agrariërs en burgers. “Sommige zienswijzen waren technisch, bijvoorbeeld over de manier van onderzoeken. Andere gingen over inhoud: partijen die vonden dat een bepaald gebied óók onderzocht moest worden,” vertelt Butter.
Dat laat volgens hem zien dat er nog steeds belangstelling is voor nieuwe windlocaties. “We kregen verzoeken om specifieke gebieden mee te nemen, of opmerkingen over het ontbreken van netaansluitingen. Die diversiteit aan reacties maakt duidelijk dat dit onderwerp leeft en dat het belangrijk is om zorgvuldig te blijven kijken naar wat er mogelijk is.”
Vraag en aanbod moeten beter verbonden worden
Naast ruimtelijke mogelijkheden is ook het energiesysteem zelf steeds vaker onderwerp van gesprek. “Je ziet dat we tegen de grenzen van het elektriciteitsnet aanlopen,” zegt Butter. “Dat betekent dat je niet alleen moet kijken naar waar ruimte is voor windturbines, maar ook waar je de opgewekte stroom kwijt kunt.”
Daarom wordt er in de planMER ook al rekening gehouden met netcongestie. “Niet uitgebreid, maar het speelt wel mee,” zegt hij. “In de toekomst moet dat nog meer leidend worden. Je kijkt dan bijvoorbeeld naar glastuinbouwclusters die willen verduurzamen: als daar ruimte is én behoefte aan stroom, dan heb je een match. Dát zijn logische zoekgebieden.”
Die koppeling van beleidsterreinen – ruimte, energie, economie – wordt volgens Butter steeds urgenter. “Maar er is niet één partij die het voortouw neemt. De RES is ooit gestart met een ruimtelijke insteek: waar is plek? Maar dat werkt nu niet overal meer. We moeten toe naar een aanpak waarin vraag en aanbod leidend zijn.”
Behoedzaam optimisme: kansen zijn er, maar pipeline is leeg
Tot slot: hoe kijkt Ruud Butter naar de toekomst van windenergie in Noord-Holland? “Ik maak me wel zorgen,” zegt hij. “Op dit moment zit er vrijwel niets in de pipeline. Er is maar één windproject in vergunningsfase. Dat is natuurlijk veel te weinig.”
Tegelijk ziet hij lichtpuntjes. “In de Zaanstreek, Haarlemmermeer, Amsterdam en Diemen zijn wel nieuwe initiatieven gestart. Dat zijn plekken waar de energievraag groot is en waar dus ook slimme combinaties mogelijk zijn. Als we die lijn vasthouden, kunnen we echt iets bereiken.”
Gemeenten zijn aan zet om, naar aanleiding van plan-MER, eventueel nieuwe zoekgebieden wind op de kaart te zetten. Wil je meer weten over het proces van de jaarlijkse update RES-kaart? Ga dan naar Jaarlijkse update RES-kaart na 2025 | Energieregio Noord-Holland